Graag meer geld voor sociale woningbouw

22 jun 2023, 14:00 Politiek
Afbeelding

Bijna iedere raadsvergadering wordt er door ons en andere fracties aangedrongen op een actiever woningbouwbeleid. Tot nu toe werd vanuit de gemeentelijke overheid vooral gewezen naar de markt als de partij die moet zorgen voor voldoende woningen. De verantwoordelijke wethouder liet onlangs een heel ander geluid horen, maar het college pakt niet door.

De VVD-fractie stelde afgelopen raadsvergadering een hele serie vragen over het woningbouwbeleid. Deze fractie had daar graag in een eerdere vergadering een breed raadsdebat over gehad, maar de Lokalen, het CDA en ook D66 wilden dat niet toestaan. Dus dan maar via vragen aan het college. Dat bood geen ruimte voor politieke meningsvorming binnen de raad, maar het gaf de verantwoordelijke wethouder voor wonen wel de ruimte om het collegebeleid uitvoerig te etaleren. Hierbij verraste deze CDA-wethouder eenieder met een kritisch betoog over de rol van de markt. Hij bevestigde wat wij al jarenlang roepen: de markt zorgt niet voor woningen die het hardste nodig zijn. Dat inzicht dwingt tot een essentiële bijsturing van het beleid. Uit de plannen die het college presenteert voor 2024 blijkt dat die bijsturing mager blijft. De 30 procent sociale woningbouw waar minister De Jonge als minimum voor pleit, wordt enkel nagestreefd in grotere bouwprojecten, terwijl wij vinden dat dit percentage het minimum is voor het totale aantal woningen dat nieuw gebouwd wordt. Daarnaast moet het bouwprogramma ook minstens 20 procent betaalbare koopwoningen realiseren. Zoals de wethouder beklemtoonde gaat de markt hier niet voor zorgen, tenzij de onrendabele top door de gemeenschap betaald wordt. Daar wil het college op jaarbasis 100.000 euro voor uittrekken. Dat is 10.000 euro voor, ocharm, tien woningen. Dat is veel te mager. Maak daar minstens 1 miljoen van op jaarbasis. Dat kan best, want in 2022 houden we 7 miljoen over op de begroting. Dan mag je toch wel iets socialer zijn, vinden wij.

Annigje Primowees, Frits Berben, Raf Janssen